H. anomala komt voor op de Japanse eilanden Hokkaido, Honshu en Kyushu; in Korea op de Dagelet- en Quelpart-eilanden; in de oostelijke Himalaya en in centraal China. Het is een zelfhechtende, bladverliezende plant die tot 20 m hoog kan klimmen. In zijn natuurlijke omgeving, bossen van zeeniveau tot 2000 m hoogte, is het ook een bodembedekker.

De hoofdtakken groeien vertikaal omhoog. Hechtworteltjes komen enkel op jonge takken voor. Wanneer de roodbruine takken ouder worden schilfert hun schors af. De bladeren van H. anomala zijn eirond tot hartvormig, 4 tot 11 cm lang en 2 tot 8 cm breed, puntig tot toegespitst. Ze zijn licht tot middelgroen van kleur en glanzend aan de bovenkant. De bladrand is grof gezaagd. In de herfst verkleuren de bladeren goudgeel tot oranje.

De licht geurende bloeiwijzen verschijnen vroeg (juni), ongeveer gelijktijdig met die van H. heteromalla. Het zijn platte, losse schermen die gemakkelijk 20 cm diameter worden. Ze bevatten vele centrale fertiele bloempjes en weinig steriele bloemen op lange bloemstelen in de kroon. Zowel de fertiele als de steriele bloemen zijn wit.

McClintock erkent in haar monografie 2 ondersoorten bij H. anomala. Voor de eenvoud worden beide dikwijls nog bij hun oude naam genoemd. We vermelden die oude naam tussen rechte haakjes ( [ ... ] ).

  • Hydrangea anomala D. Don subsp. anomala
    [ H. anomala D. Don ]

    De bloemen van deze ondersoort hebben 9 tot 15 meeldraden. Subsp. anomala komt voor in bossen en langs rivieren in de Himalaya (India, Nepal, Sikkim, Bhoetan) en in bergachtige gebieden van West- en Centraal-China.

  • Hydrangea anomala D. Don subsp. petiolaris (Siebold & Zucc.) McClintock
    [ H. petiolaris Siebold & Zucc. ]

    Deze subspecies heeft bloemen met 15 tot 20 meeldraden. Hij groeit op beboste bergen in Japan, Korea (Quelpart- en Dagelet-eilanden) en Rusland (Sakhalin). Subsp. petiolaris is groeikrachtiger dan subsp. anomala.

Terug naar boven