Deze pagina vertelt over de voeding van je favoriete hydrangea’s:

Praktische tips vind je hier:

 

Wanneer voeding geven?

De hortensia (H. macrophylla) in de huiskamer stelt heel weinig eisen. Je geeft hem eenmaal om de twee à drie weken een normale dosis kamerplantenvoeding samen met het gietwater en klaar is kees.

Hydrangea’s in de tuin ga je pas bemesten van zodra de temperatuur van de bodem voldoende hoog is. Dat wil zeggen: vanaf het ogenblik dat de planten goed beginnen uit te lopen; van zodra ze dus werkelijk baat hebben bij meststof. Op een “tuinalmanak” zoek je in principe naar het tijdstip vanaf wanneer de boontjes worden uitgeplant, en dat is na de IJsheiligen (15 mei). In een bijzonder zacht voorjaar kan je reeds in april een eerste maal voeding geven.

Ga je nog vroeger bemesten, dan loop je het risico dat de plantenwortels verbranden. Bij “verbranden” denk je natuurlijk niet aan vuur en rook! Een meststof is een combinatie van scheikundige stoffen (zouten) die onder inwerking van water en andere bodemfactoren ontbinden. De plantenwortels kunnen die vrijgekomen bouwstenen, de anionen en de kationen, als voedingselementen opnemen. Wat gebeurt er dan wanneer je te vroeg – of teveel – meststof toedient?

Vroeg op het jaar kunnen de wortels niets doorspelen aan de andere plantendelen, want die vragen nog geen voeding. Tijdens de groeiperiode kan de plant ook maar een beperkte hoeveelheid voeding verteren. Heeft de plant geen voeding nodig of geef je veel meststof zonder te begieten, dan stapelen de voedingselementen zich op in de buurt van de wortels. Die zouten onttrekken water uit de wortels. Daarmee zet de aftakeling van de plant in: de wortels verdorren en sterven af, daardoor krijgen de bladeren onvoldoende water en verwelken. Exit plant! Deze situatie kan je vergelijken met het klassieke middeltje om onkruid tussen tegels te verdelgen: strooi er wat keukenzout op en het kruid verwelkt voor je ogen...

Aan alle hydrangea’s in de tuin geef je dus tijdens de groeiperiode, dit is van april of mei tot juli, één- à tweemaal een normale tuinplantenvoeding. Als zuiver ecologisch alternatief kun je kort na de winterperiode wat turf met een beetje gedroogde, goed verteerde koemest door de bovenlaag van de grond rondom de plant te mengen. Gedroogde koemest (N-P-K-verhouding: 2-1-2) en champignonmest (N-P-K-verhouding: 7-8-0) kunnen ook. Begin augustus stop je in ieder geval met het geven van voeding, zodat de plant kan afharden en zo stevig mogelijk de winter in kan gaan.

Terug naar boven

 

Voedingselementen

Drie essentiële elementen voor de groei van een gezonde plant, zuurstof (O), waterstof (H) en koolstof (C), worden geleverd door lucht en water. De overige elementen haalt de plant uit de bodem. Hierna volgt een overzicht van hun functie.

Stikstof (N)

  • vorming van bladgroen of chlorofyl voor fotosynthese, d.w.z. energieproductie
  • groei van stengel en bladeren: stikstof werkt veroudering tegen
  • vorming van genetisch materiaal (DNA, RNA)

Fosfor (P)

  • wortelvorming (opname en transport van voedingsstoffen)
  • bloei en (af)rijping
  • vorming van genetisch materiaal (DNA, RNA)
  • verhoogt de weerstand tegen ziekten

Kalium (K)

  • staat in voor de stevigheid van de plant
  • regelt de tonus of celspanning in de plant en coördineert zo de waterhuishouding: kalium verbetert de vochtopname door de wortels, verlaagt de vochtafgifte door de bladeren en ondersteunt het transport van suikers (koolhydraten, het resultaat van de fotosynthese) in de plant
  • helpt bij de (af)rijping
  • verhoogt de weerstand tegen ziekten

Magnesium (Mg)

  • vorming van bladgroen
  • aanmaak van eiwitten: dit zijn bouwstenen van de cellen, ze beïnvloeden bepaalde chemische reacties en vervoeren moleculen in de plant
  • regelt de opname van andere elementen

Calcium (Ca)

  • bouwsteen voor eiwitten en voor de celwanden
  • regelt zowel in de plant als in de bodem de zuurgraad; de oplosbaarheid van voedingsstoffen en spoorelementen – en dus het aanbod voor de plant – is afhankelijk van de zuurgraad van de bodem!

Spoorelementen

Spoorelementen zijn niet noodzakelijk voor de groei maar regelen en bevorderen de stofwisseling. Zo is ijzer (Fe) onmisbaar voor de aanmaak van bladgroen en stimuleert mangaan (Mn) de stofwisseling en de celdeling (bloem- en topvorming). Bij sommige H. macrophylla en H. serrata kan aluminium (Al) een belangrijke rol spelen: verwerkt in een pigment levert het de blauwe kleur van de bloemen.

Terug naar boven

 

Meststoffen

Meststoffen zijn organische en anorganische stoffen die voedingselementen bevatten in een voor de planten opneembare vorm. Hierna gebruiken we de scheikundige symbolen “N” voor stikstof, “P” voor fosfor en “K” voor kalium. We onderscheiden:

Organische meststoffen

Deze meststoffen zijn hoofdzakelijk afkomstig van

  • plantaardige producten: stro, bosstrooisel, bladeren, turf, ...
  • dierlijke producten: bloedmeel, beendermeel, vismeel, ...

Je kunt de organische meststoffen ook als volgt indelen:

  • enkelvoudige meststoffen: bevatten slechts één voedingselement (N, P, of K)
    b.v. bloedmeel (12% N), beendermeel (15% P), vinasse (40% K)
  • samengestelde meststoffen: bestaan uit diverse natuurlijke grondstoffen en een mengsel van enkelvoudige meststoffen van plantaardige en dierlijke oorsprong. In meststoffen voor bloeiende planten zal bij voorbeeld meer P aanwezig zijn, om de bladgroei te bevorderen kies je een meststof met een hoger N-gehalte.

Aan organische meststoffen worden soms scheikundige voedingselementen (zie verder) en spoorelementen toegevoegd. Ze worden doorgaans gestrooid.

Scheikundige of minerale meststoffen

Dit zijn anorganische zouten zoals ammoniumsulfaat of calciumnitraat. Ze bevatten hoofdzakelijk verbindingen van de drie belangrijkste voedingselementen N, P en K. Er kunnen ook andere elementen (magnesium, aluminium, ...) aan toegevoegd zijn. Je kunt scheikundige meststoffen verder onderverdelen in

  • enkelvoudige meststoffen: bevatten slechts één voedingselement (N, P, of K)
    b.v. ammoniumnitraat, thomasslakken, potassulfaat, ...
  • samengestelde meststoffen: bevatten meer dan één voedingselement (NPK, NK, ...)
    b.v. ammoniumfosfaat, kaliumnitraat, ...

Scheikundige meststoffen worden verkocht onder drie vormen: strooibaar, oplosbaar en vloeibaar concentraat.

Een bijzonder type scheikundige meststof is de traagwerkende meststof of slow-release meststof. De korrels van deze meststoffen zijn “gecoat”: ze zijn omgeven zijn door een dun laagje poreus hars. Hoe poreuzer de harslaag, des te sneller de voedingselementen in de bodem of in de pot vrijkomen (b.v. Nutricote). Bij een ander type (b.v. Osmocote) wordt de coating poreus door inwerking van vocht. De snelheid waarmee de voedingselementen in het substraat vrijkomen hangt af van de temperatuur van de bodem of het substraat maar niet van de zuurgraad.

Terug naar boven

 

Tips voor het kiezen en toedienen van meststoffen

De juiste meststof kiezen

Elke meststof is gekenmerkt door zijn “N-P-K”-verhouding, bij voorbeeld “9-3-8” of “2-(0)-20”. Die cijfers geven aan hoeveel procent stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K) de meststof bevat. Soms zijn er nog extra elementen toegevoegd. Die worden dan afzonderlijk opgegeven. Een voorbeeld: 10-5-15 + 2 MgO.

Onderzoek heeft uitgewezen dat de optimale meststof voor H. macrophylla de volgende samenstelling heeft:[1]

  • voor blauwe bloemen: 25-5-30
  • voor roze of rode bloemen: 25-10-10

In de handel vind je echter geen producten met exact die ideale verhoudingen. Daarnaast spoelen organische meststoffen veel minder uit dan scheikundige meststoffen. Het organisch materiaal buffert de voedingszouten, en die vallen slechts langzaam uiteen in voedende elementen. De plant kan ze bijna voor de volle 100% opnemen. Dat heeft 2 gevolgen:

  • vermits een organische meststof efficiënter is, volstaat een lagere N-P-K-waarde;
  • van een scheikundige meststof geef je regelmatig een kleine dosis om het verlies door uitspoeling te beperken.

Je kunt daarbij de volgende vuistregels gebruiken:

  • voor H. macrophylla en H. serrata met blauwe bloemen: een meststof kiezen waarvan het 2de cijfer (het percentage fosfor of “P”) niet hoger is dan 5 en het 3de cijfer (het percentage kalium of “K”) zo hoog mogelijk
    Voorbeeld: 6-4-12
  • voor H. macrophylla en H. serrata met roze of rode bloemen: een meststof kiezen waarvan het 2de cijfer (het percentage fosfor of “P”) hoger is dan 5
    Voorbeeld: 5-6-8
  • voor alle andere hydrangeasoorten: een “doorsnee” meststof voor de siertuin kiezen
    Voorbeeld: 7-6-12

Indien je een samengestelde meststof wilt gebruiken, dan zoek je er eentje waarvan de N-P-K-verhouding de opgegeven getallen benadert.

Je kunt die verhoudingen ook bekomen door enkelvoudige meststoffen te combineren. Die methode is evenwel niet echt weggelegd voor de liefhebber. Enkelvoudige meststoffen worden meestal maar gebruikt om samengestelde meststoffen “aan te vullen”. Je kunt bij voorbeeld een organische meststof kiezen omwille van het bodemverbeterend karakter, en extra bloedmeel (12% stikstof) toedienen om de plant sneller te doen groeien.

De juiste meststof toedienen

Vermits er honderden verschillende meststoffen bestaan kunnen we geen algemeen advies neerpennen. Niettemin zijn de volgende vuistregeltjes goud waard:

  • de dosis vermeld op de verpakking respecteren!
  • bij gebruik van chemische meststoffen: de dosis vermeld op de verpakking liefst over 2 beurten spreiden; zo compenseer je eventuele verliezen door uitspoeling na hevige voorjaarsbuien
  • pas meststof geven zodra de bodem voldoende is opgewarmd, dus vanaf 10 – 15 mei; enkel in een heel zacht voorjaar kun je al in april meststof toedienen
  • geen meststof meer geven na begin augustus: zo kunnen de planten afharden en zich opmaken voor de winterrust
  • gebruik liever geen compost afkomstig van groente-, fruit- en tuinafval: voor de siertuin is de samenstelling ervan niet optimaal (te hoge pH)
  • opgeloste meststoffen nooit op de plant gieten; mocht dit per ongeluk wel gebeuren, dan giet je de plant af met zuiver water
  • bij (zeer) warm weer: de dosis van oplosbare meststoffen beperken tot 1 g per liter water

Doseren

Voeding of “blauwmiddel” doseren is eenvoudig: je volgt gewoon de instructies op de verpakking. Maar wat als er geen maatschepje in de doos stak, of als de keukenweegschaal het laat afweten?

De oplossing ligt in de besteklade: een koffielepel of een soeplepel. Beide lepels hebben vrijwel steeds dezelfde inhoud, en wel

  • koffielepel: 5 ml
  • soeplepel: 15 ml

Om die milliliters om te zetten naar grammen volstaat het eigenlijk niet om het soortelijk gewicht van de te doseren stof te kennen. Bij die kleine volumes speelt ook de korrelgrootte een belangrijke rol. Hoe fijner de korrels, des te meer er in de lepel kunnen (des te minder lucht er tussen de korrels zit). Gemiddeld:

  • koffielepel: 4,5 – 6,5 gram
  • soeplepel: 12 – 17 gram

Wil je veilig spelen, dan neem je telkens de hoogste waarde.

Zo lang het bij lepels blijft, is omrekenen eenvoudig. Als je echter internationale bronnen raadpleegt, dan krijg je te maken met veel exotischere eenheden. Voor zulke omrekeningen gebruik je best een JavaScript calculator op het web.

Referenties

  1. Weiler, T.C. (1980). Hydrangeas. In: Larson, R.A., ed. Introduction to floriculture. Academic Press, Orlando, 353-372.

Terug naar boven